Mens & dierenwereld, 1350-1700
Looptijd: | 2025 - ca. 2032 |
Opvallend: | Dit project verbreedt onze kennis over de plaats van dieren binnen het politieke landschap van de Nederlandse invloedssfeer tussen 1350-1700. |
Valorisatie: | In de eerste fase van het project (2025-26) verkennen we in een aantal publicaties de verhoudingen tussen menselijke actoren en specifieke diersoorten in verschillende regioâs binnen de Nederlandse invloedssfeer. Wij streven ernaar om dit in een tweede fase (ca. 2027-32) verder te onderzoeken met als resultaten: internationale samenwerking, een reeks activiteiten en een monografie. |
Overal waar mensen zijn, zijn dieren. En meestal waren de dieren er eerst. Toch zijn ze in de afgelopen vijfhonderd jaar steeds meer verdrongen. Met de groeiende bezorgdheid over biodiversiteitsverlies en ecologische verstoring neemt ook het historisch onderzoek naar de wortels van deze ontwikkelingen toe. Dit project bestudeert mens-dierrelaties in verschillende regioâs binnen de Nederlandse invloedssfeer tussen ca. 1350 en 1700. We onderzoeken hoe mensen en dieren hun levensruimte deelden en hoe over deze ruimte werd onderhandeld.
Politieke ecologie als lens voor mens-natuurrelaties
We benaderen dit vraagstuk vanuit het concept âpolitieke ecologieâ, waarbij we kijken naar de sociale en culturele structuren die mens-natuurrelaties vormgeven en die op hun beurt door deze relaties worden gevormd. De manier waarop dieren worden gezien en behandeld, is immers altijd cultureel bepaald. En ook binnen culturen heerst op dit vlak verdeeldheid. Denk aan de huidige discussie over de wolf in Nederland: voor de ene groep een schadelijk roofdier, voor de andere een symbool van natuurherstel. In ons onderzoek analyseren we hoe vergelijkbare debatten in het verleden verliepen. Daarbij kijken we zowel naar de fysieke plaats van dieren â de overlap tussen menselijke en dierlijke territoria â als naar de ideologische plaats van dieren: waren ze een plaag of statussymbool, handelswaar of trouwe metgezel? Tegelijkertijd bestuderen we hoe het gedrag van dieren en ecologische factoren hun positie ten opzichte van de mens beĂŻnvloedden.
Het Nederlandse onderzoek naar diergeschiedenis heeft zich de afgelopen jaren sterk ontwikkeld. Sommige historici richten zich op samenwerking met biowetenschappen, terwijl anderen zich juist concentreren op cultureel-antropologische methoden. Dit project combineert beide benaderingen om bij te dragen aan het urgente debat over menselijke invloeden op de natuur.
Een breed blikveld
In geografisch opzicht hanteren we een brede definitie van de âNederlandse invloedssfeerâ. We vergelijken mens-dierverhoudingen in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden tussen 1350 en 1580, een dynamische periode met ingrijpende demografische en klimatologische veranderingen. Daarnaast onderzoeken we hoe Nederlanders vanaf de late zestiende eeuw omgingen met nieuwe diersoorten en culturen in koloniale contexten. Dit betekende niet alleen dat zij onbekende dieren en samenlevingen moesten inpassen in bestaande denkkaders, maar ook dat inheemse gemeenschappen van mensen en dieren zich moesten aanpassen aan de komst van Europese (menselijke en niet-menselijke) nieuwkomers.
Meerstemmige benadering
Een belangrijk element in dit project is de nadruk op meerstemmigheid. We kijken niet alleen naar elitaire perspectieven, maar ook naar de ervaringen van âgewoneâ mensen (herders, jagers) en naar inheemse concepties van mens-dierrelaties. Daarbij hanteren we een open theoretisch kader dat niet uitgaat van moderne westerse categorieĂ«n als âgedomesticeerdâ of âwildâ, maar ruimte laat voor andere denkwijzen, zoals Inheems-Amerikaanse wereldbeelden waarin bergen en rivieren als levend worden gezien en samen met allerhande flora en fauna als voorbeelden, voorgangers en verwanten van de mens worden beschouwd.
Het project sluit aan bij de missie van de onderzoeksgroep Politieke Cultuur en Geschiedenis en de bredere focus van het Huygens Instituut op inclusieve geschiedschrijving. Binnen de onderzoeksgroep draagt het bij aan de hernieuwde aandacht voor de Nederlanden in de overgang van de late middeleeuwen naar de vroegmoderne tijd.