In de negentiende eeuw kwam het verenigingsleven in Nederland tot grote bloei. Naar schatting werden er verspreid over het land honderdduizenden verenigingen opgericht, variërend van kleine leesclubjes tot landelijk opererende verenigingen met honderden leden.
Verenigingen zijn interessante onderzoeksobjecten, door de niet-hiërarchische verhoudingen tussen de leden onderling, de gewoonte dat besluiten bij meerderheid van stemmen genomen werden en andere kenmerkende regels hebben zij mogelijk gefunctioneerd als leerscholen voor democratisch gedrag. Onderzoek naar verenigingen sluit aan bij de internationale belangstelling voor de ‘civil society’, behorend tot de openbare sfeer, maar onafhankelijk van staat en markt. Verenigingen zijn tevens graadmeters voor het typisch Nederlandse verschijnsel van verzuiling, en ze zijn een belangrijk thema in het stadshistorisch onderzoek.
Aan twee onderstaande repertoria wordt gewerkt :
- • Politieke sociabiliteit, 1780-1880 (verenigingen/genootschappen van patriotten en prinsgezinden, herensociëteiten en kiesverenigingen, die een kader boden voor politieke gedachtenwisseling en politieke actie);
- • Sportbonden, sportclubs en sportperiodieken in Nederland vanaf 1940 (verenigingen in de sfeer van ontspanning en cultuur);
Drie repertoria zijn inmiddels voltooid, te weten:
- • Verenigingen voor armenzorg in de 19e eeuw (hiervan is de doelstelling overwegend economisch);
- • Rooms-katholieke religieuze broederschappen in Nederland in de 19e eeuw (als voorbeeld van verenigingen met een religieus doel);
- • Verenigingen, erkend op grond van de Wet op de Vereniging, 1855-1903 (verenigingen die officieel erkend waren en daardoor de mogelijkheid hadden als rechtspersoon op te treden).
- • Sportbonden, sportclubs en sportperiodieken in Nederland tot 1940
Contact